‘Tóch een goed gesprek’
Met verschillende papieren in zijn handen loopt hij binnen. Eén van de A4’tjes is een uitvergrootte foto van zijn zevenjarige zoontje, die hij nog nooit heeft gezien. Als hij uit detentie komt en aan zichzelf gewerkt heeft, zou hij weer proberen om contact met hem te krijgen, zo vertelt hij. Op de andere A4’tjes heeft hij, handgeschreven, een opsomming gemaakt van de doelen waaraan hij wil werken. Hij ziet nu wél in dat zijn alcoholgebruik een probleem is en wil daar behandeling voor, hij wil het contact met zijn broers herstellen en (onder andere) ook weer gaan sporten.
Een gemotiveerde cliënt, althans lijkt hij. Ik vertel hem dat de kans groot is dat hij voorlopig níet meer vrijkomt en dat het plan is om hem een tweejarig ISD-traject (Inrichting Stelselmatige Daders) te laten doorlopen, terwijl hij juist nú wil aantonen dat hij buiten detentie wel mee kan werken aan een reclasseringstraject met bijzondere voorwaarden. Ik vind het zoeken naar het aannemen van de juiste houding. Want hoe kun je iemand écht horen en serieus nemen, een goed gesprek met elkaar hebben, als de verwachtingen van een gesprek zó uiteen liggen?
Maatwerk
Daarnaast is dit niet het eerste gesprek met de cliënt en het is ook niet de eerste keer dat hij gemotiveerd is. Ervaringen die ik niet zozeer zelf heb gehad met de cliënt, maar de hulpverleners en reclasseringswerkers vóór mij wel. Al meerdere jaren is - zowel in vrijwillig kader als in een strafrechtelijk kader - geprobeerd om deze man de juiste zorg te verlenen.
Tijdens een eerder toezicht komt er weinig van de grond. Zodra er huisvesting en inkomen is geregeld, houdt hij alle hulp af en vervalt hij weer in alcoholgebruik. Als gevolg daarvan komt hij weer veelvuldig met Justitie in aanraking. Zijn alcoholprobleem ontkent hij stellig. Het is een man met zowel psychische problemen als een licht verstandelijke beperking, waardoor het voor hem lastig is om inzicht te tonen in alle problematiek die er speelt. Een reclasseringstraject mislukt dus en ‘hij zou het zelf wel regelen’.
Echter, jarenlang blijft hij alsnog in beeld bij politie en Justitie en veroorzaakt veel overlast voor anderen. Meer dan vijf keer is hem een gesprek met de reclassering aangeboden, maar hij houdt het altijd af. Ook in het vrijwillig kader (via de gemeente) wordt geprobeerd contact met hem te krijgen en te onderhouden, in de hoop dat ze hem de hulp kunnen bieden die hij nodig heeft. Hij gaat uit contact of verschijnt boos en/of onder invloed van alcohol op afspraken. ‘Een lastige casus’, een ‘zorgmijder’ en vooral veel ‘een man die veel overlast veroorzaakt’.
Is het onmacht of is het onwil? Of is die scheidslijn niet zo zwart-wit? In dit soort gevallen is het zoeken naar de juiste route, want als iemand niet wil dan kun je ook in een reclasseringstoezicht weinig.
Patronen doorbreken
In deze gevallen bij mensen die veelvuldig en vaak voor de wat lichtere vergrijpen in beeld komen, is het mogelijk een ISD- maatregel opgelegd te krijgen. Dit is een traject dat in de regel twee jaar lang duurt en uit twee ‘fases’ bestaat. In de eerste (intramurale) fase verblijft iemand binnen detentie. In de tweede (extramurale) fase, kan de cliënt met beperkte vrijheden buiten detentie verblijven, meestal in een GGZ- voorziening, zoals een kliniek of een beschermd wonen voorziening.
De maatregel richt zich op beïnvloeding van gedrag en het doel is om het patroon van ‘vastzitten, vrijkomen en terugvallen’ te doorbreken. In de eerste fase van het traject wordt dan ook de tijd genomen om te onderzoeken wat daar voor nodig is. De reclassering raakt met een toezicht betrokken tijdens de tweede, extramurale, fase. Naast het feit dat iemand aan een telling van het aantal Justitiële veroordelingen moet voldoen (dit noemen wij de harde criteria), is het van belang dat men voldoet aan de ‘zachte criteria’. Met dit laatste bedoelen we dat er alles* aan gedaan is, in zowel vrijwillig als strafrechtelijk kader, om de cliënt op een andere, minder ingrijpende manier de juiste zorg te bieden.
Een open en eerlijk gesprek
In het geval van mijn cliënt is ook dit laatste gebeurd, zo blijkt uit de eerdere rapportages en referentencontact. Voor mij is hij een nieuw gezicht, een man die met alle macht zijn motivatie aan mij probeert over te brengen. Dus daar zit ik tegenover hem; ik heb me al ingelezen dus ik weet dat de kans op een ISD-traject groot is. En toch vraag ik hem naar zijn motivatie, zijn wensen en zijn doelen. Oprecht én geïnteresseerd. Dat kan ik doen, omdat ik gelijk bij de start van het gesprek al heb aangegeven waarvoor ik kom en dat hij in aanmerking komt voor het ISD-traject. De verwachtingen zijn nu duidelijk.
Er valt een ‘last’ van mijn schouders en we kunnen open en eerlijk praten. Natuurlijk probeert hij alles om mij ervan te overtuigen dat een dergelijk traject niet nodig is. Ik kan hem op mijn beurt vertellen wat hij juist uit een ISD-traject kan halen; zoals de verslavingsbehandeling die hij nu zelf ook zo nodig vindt. Hij kan het gelukkig ook horen. Ik zet alles op papier en kom tot een advies: de ISD- maatregel. “Dit is het advies van de reclassering”, zo vertel ik hem, maar de beslissing is natuurlijk aan de rechter.
* alles wat er mogelijk is, binnen de (justitiële) kaders.
Eva Boerdam werkt als Reclasseringswerker bij de verslavingsreclassering van IrisZorg. Zij vertelt over haar ervaringen binnen haar werk.

Met verschillende papieren in zijn handen loopt hij binnen. Eén van de A4’tjes is een uitvergrootte foto van zijn zevenjarige zoontje, die hij nog nooit heeft gezien. Als hij uit detentie komt en aan zichzelf gewerkt heeft, zou hij weer proberen om contact met hem te krijgen, zo vertelt hij. Op de andere A4’tjes heeft hij, handgeschreven, een opsomming gemaakt van de doelen waaraan hij wil werken. Hij ziet nu wél in dat zijn alcoholgebruik een probleem is en wil daar behandeling voor, hij wil het contact met zijn broers herstellen en (onder andere) ook weer gaan sporten.
Een gemotiveerde cliënt, althans lijkt hij. Ik vertel hem dat de kans groot is dat hij voorlopig níet meer vrijkomt en dat het plan is om hem een tweejarig ISD-traject (Inrichting Stelselmatige Daders) te laten doorlopen, terwijl hij juist nú wil aantonen dat hij buiten detentie wel mee kan werken aan een reclasseringstraject met bijzondere voorwaarden. Ik vind het zoeken naar het aannemen van de juiste houding. Want hoe kun je iemand écht horen en serieus nemen, een goed gesprek met elkaar hebben, als de verwachtingen van een gesprek zó uiteen liggen?
Maatwerk
Daarnaast is dit niet het eerste gesprek met de cliënt en het is ook niet de eerste keer dat hij gemotiveerd is. Ervaringen die ik niet zozeer zelf heb gehad met de cliënt, maar de hulpverleners en reclasseringswerkers vóór mij wel. Al meerdere jaren is - zowel in vrijwillig kader als in een strafrechtelijk kader - geprobeerd om deze man de juiste zorg te verlenen.
Tijdens een eerder toezicht komt er weinig van de grond. Zodra er huisvesting en inkomen is geregeld, houdt hij alle hulp af en vervalt hij weer in alcoholgebruik. Als gevolg daarvan komt hij weer veelvuldig met Justitie in aanraking. Zijn alcoholprobleem ontkent hij stellig. Het is een man met zowel psychische problemen als een licht verstandelijke beperking, waardoor het voor hem lastig is om inzicht te tonen in alle problematiek die er speelt. Een reclasseringstraject mislukt dus en ‘hij zou het zelf wel regelen’.
Echter, jarenlang blijft hij alsnog in beeld bij politie en Justitie en veroorzaakt veel overlast voor anderen. Meer dan vijf keer is hem een gesprek met de reclassering aangeboden, maar hij houdt het altijd af. Ook in het vrijwillig kader (via de gemeente) wordt geprobeerd contact met hem te krijgen en te onderhouden, in de hoop dat ze hem de hulp kunnen bieden die hij nodig heeft. Hij gaat uit contact of verschijnt boos en/of onder invloed van alcohol op afspraken. ‘Een lastige casus’, een ‘zorgmijder’ en vooral veel ‘een man die veel overlast veroorzaakt’.
Is het onmacht of is het onwil? Of is die scheidslijn niet zo zwart-wit? In dit soort gevallen is het zoeken naar de juiste route, want als iemand niet wil dan kun je ook in een reclasseringstoezicht weinig.
Patronen doorbreken
In deze gevallen bij mensen die veelvuldig en vaak voor de wat lichtere vergrijpen in beeld komen, is het mogelijk een ISD- maatregel opgelegd te krijgen. Dit is een traject dat in de regel twee jaar lang duurt en uit twee ‘fases’ bestaat. In de eerste (intramurale) fase verblijft iemand binnen detentie. In de tweede (extramurale) fase, kan de cliënt met beperkte vrijheden buiten detentie verblijven, meestal in een GGZ- voorziening, zoals een kliniek of een beschermd wonen voorziening.
De maatregel richt zich op beïnvloeding van gedrag en het doel is om het patroon van ‘vastzitten, vrijkomen en terugvallen’ te doorbreken. In de eerste fase van het traject wordt dan ook de tijd genomen om te onderzoeken wat daar voor nodig is. De reclassering raakt met een toezicht betrokken tijdens de tweede, extramurale, fase. Naast het feit dat iemand aan een telling van het aantal Justitiële veroordelingen moet voldoen (dit noemen wij de harde criteria), is het van belang dat men voldoet aan de ‘zachte criteria’. Met dit laatste bedoelen we dat er alles* aan gedaan is, in zowel vrijwillig als strafrechtelijk kader, om de cliënt op een andere, minder ingrijpende manier de juiste zorg te bieden.
Een open en eerlijk gesprek
In het geval van mijn cliënt is ook dit laatste gebeurd, zo blijkt uit de eerdere rapportages en referentencontact. Voor mij is hij een nieuw gezicht, een man die met alle macht zijn motivatie aan mij probeert over te brengen. Dus daar zit ik tegenover hem; ik heb me al ingelezen dus ik weet dat de kans op een ISD-traject groot is. En toch vraag ik hem naar zijn motivatie, zijn wensen en zijn doelen. Oprecht én geïnteresseerd. Dat kan ik doen, omdat ik gelijk bij de start van het gesprek al heb aangegeven waarvoor ik kom en dat hij in aanmerking komt voor het ISD-traject. De verwachtingen zijn nu duidelijk.
Er valt een ‘last’ van mijn schouders en we kunnen open en eerlijk praten. Natuurlijk probeert hij alles om mij ervan te overtuigen dat een dergelijk traject niet nodig is. Ik kan hem op mijn beurt vertellen wat hij juist uit een ISD-traject kan halen; zoals de verslavingsbehandeling die hij nu zelf ook zo nodig vindt. Hij kan het gelukkig ook horen. Ik zet alles op papier en kom tot een advies: de ISD- maatregel. “Dit is het advies van de reclassering”, zo vertel ik hem, maar de beslissing is natuurlijk aan de rechter.
* alles wat er mogelijk is, binnen de (justitiële) kaders.
Eva Boerdam werkt als Reclasseringswerker bij de verslavingsreclassering van IrisZorg. Zij vertelt over haar ervaringen binnen haar werk.